De onzichtbare maat
Andreas Kinneging, De onzichtbare maat. Archeologie van goed en kwaad, Amsterdam, Prometheus, 2020, 640 p., ISBN 789035138797, €27,50.
De verlichting en de romantiek hebben een eind gemaakt aan wat Andreas Kinneging de oude Europese traditie noemt. Hij verwijst daarmee naar het mens- en wereldbeeld van Athene en Jeruzalem, naar het platonisme en het christendom van vooral Augustinus en Thomas van Aquino. De kern daarvan is Maat, waarmee de auteur op de eerste plaats bedoelt dat vaste, objectieve normen of waarden in acht genomen worden. Met de idolatrie van vrijheid en gelijkheid hebben de verlichting en romantiek een relativisme op gang gebracht, dat een einde maakte aan objectieve waarden en kennis. De oude Europese traditie is ondertussen op sterven na dood, maar ze moet dringend gereanimeerd worden. Het boek is een apologie van Athene en Jeruzalem. Kinneging wil als een archeoloog een waardevolle schat blootleggen. Het is een dik boek, dat volgens de auteur ernstig bestudeerd moet worden. Je moet het lezen zoals een koe: langzaam en herkauwend. Hij schrijft voor een hoger menstype, mensen die volwassen en serieus zijn.
Verlichting & romantiek
Wie naar de essentie van de verlichting vraagt, krijgt doorgaans ‘de rede’ als antwoord. Het is de overtuiging dat voordien algemene onwetendheid, bijgeloof en vooroordeel heersten en dat de rede, het denken en het weten het voortaan overgenomen hebben. Maar eigenlijk is dat volgens Kinneging propaganda. Plato en Aristoteles waren rationalisten en de verlichting had een eerder beperkte notie van rationaliteit, met name een instrumentele. In de verlichting gaat het volgens de auteur om vrijheid en gelijkheid, om het zo veel mogelijk bevredigen van behoeften. Het nuttigheidsprincipe werd de grondslag van de economische wetenschap, de verlichtingswetenschap bij uitstek. De vrije markt moet het nastreven van begeerten faciliteren en op politiek vlak zorgt democratie voor gelijkheid. Opvoeding wil dan het verstand ontwikkelen in functie van de bevrediging van begeerten, niet opvoeden tot rationaliteit. Er worden geen doelen aangereikt, het gaat om middelen, om exploiteren en beheersen. De verlichte mens is een genivelleerde mens, want iedereen is gelijk, aangedreven door zijn begeerten. In zo’n maatschappij moet een contract opgesteld worden, dat toelaat zo goed mogelijk het eigenbelang na te streven en de staat moet daarover waken. De wereld moet volledig onderworpen worden. Een mens is dan half God, half varken, vindt Kinneging.
De romantiek wees deze nuttigheidsopvatting af. De wereld is geen jachtgebied voor begeerten, mensen zijn geen varkens. Alles heeft een eigen karakter, aard, eigenheid. Mensen zijn unieke persoonlijkheden, die gelijke vrijheid moeten krijgen en de morele opdracht hebben om zichzelf te vinden. De romantiek wilde de wetenschappelijke of noumenale wereld van Kant transcenderen door recht te doen aan de wereld en de mensen zoals ze werkelijk zijn. Daar kom je niet bij met de rede, maar met een bepaald gevoel (het poëtische, goddelijke of oneindige). Kijk naar een roos en je ziet veel meer dan wat een wetenschappelijke analyse kan opleveren: ze is mooi, ruikt lekker, heeft een symbolische waarde … De romantiek wil het diepere zelf, het authentieke Ik verwerkelijken. Dat staat boven causaal-determinerende krachten en is vrij en autonoom.
De moderniteit is in het Westen zo dominant geworden dat een kritische kijk op de grondslagen niet meer kan. De vraag is of de verlichting en de romantiek een vloek of een zegen zijn. Kinneging antwoordt voor beide ontkennend.
Zijn belangrijkste bezwaar is dat sinds de verlichting het objectieve bestaan van goed en kwaad ontkend wordt. De wereld is materie in beweging, er is geen sprake van normaliteit, kennis is kennis van feiten. De Europese traditie vroeg zich af hoe te handelen (middelen) en wat te doen (doel). Ze was ervan overtuigd dat dit kenbaar is. Het doel is het objectief goede en dat bestaat ook echt. De verlichting breekt hier volledig mee. We kunnen dan geen kennis verwerven van doelen, alleen van de wijze waarop een doel gerealiseerd wordt. Het objectief goede (doel) bestaat niet langer. De wereld is een feitelijk zijn. Er zijn geen objectieve waarden (sollen) meer. Het goede is subjectief, een begeerte. Als iedereen zelf zijn doelen kiest, worden vrijheid en gelijkheid de meest absolute waarden. Zij verbergen een volstrekt egoïsme, want alleen de eigen begeerten worden in rekening genomen.
Ook de romantiek is een vloek. Achter de begeerten ligt een uniek zelf en het komt erop aan uit te zoeken wat bij dat zelf past, maar de romantiek maakt van de individualiteit een afgod. Ze vereert het Ik en ziet als hoogste opdracht de verwerkelijking van dat Ik. Er is geen algemene norm, er zijn geen grote voorbeelden. Je kunt alleen experimenteren, je hebt nooit rust, zekerheid. De romantische reflexiviteit is vooral met zichzelf bezig, waardoor het van egoïsme een morele plicht maakt. Dat maakt het samenleven moeilijk, het sociaal netwerk wordt dun, een verzameling geatomiseerde eenlingen. De romanticus is meestal ongelukkig.
De romantiek was een reactie op de verlichting, maar toch maar een variante. Beide hebben de Maat (de hoofdletter is van de auteur) onder de grond gestopt. Dat is niet alleen de idee dat je beter niet overdrijft en voorzichtig in het midden blijft, het is vooral de idee dat normen en waarden objectief bestaan. Verlichting en romantiek zijn verzeild in een relativisme en een nihilisme. Dat doet de samenleving ontsporen in een jacht op de bevrediging van begeerten. Er staat geen maat meer op. We moeten volgens Kinneging dringend terug aansluiten bij de oude Europese traditie, die nog net niet uitgedoofd is.
Plato
De grondslagen van de traditie zijn volgens Kinneging maatgevend doordacht en op schrift gezet door Plato en in mindere mate Aristoteles. Het beperkt er zich niet toe dat het christendom inspiratie vond bij Plato, nee die was eigenlijk al een christen. En sterker nog, de bijbel en dan vooral het nieuwe testament, waren al platoons. Kinneging bespreekt ook Aristoteles, maar als het erop aankomt, beschouwt hij deze als een achteruitgang. Eigenlijk interesseert hij hem alleen in zoverre hij in de voetsporen van Plato treedt. Ik beperk me daarom tot wat hij over Plato zegt.
Plato ging resoluut in tegen een in zijn tijd ruim verspreide opvatting (van de sofisten) dat moraal en recht berusten op conventie. Omdat Goed en Kwaad niet echt bestaan, streeft iedereen zijn eigen belang na en is het normaal dat de grote vissen de kleine opeten. Als alles stoffelijk en empirisch waarneembaar is, heeft de idee van een natuur geen zin. Alles is voortdurend in beweging, ook moraal en recht en kennis bestaan alleen als ongefundeerde mening. Plato geloofde wel in een vaste, onveranderlijke natuur, los van de mens en Ideeën zijn verheven boven ontstaan en vergaan en zijn vast en onveranderlijk. Denk aan wiskundige redeneringen, die geen werkelijkheidsvreemde bedenksels zijn. De rationele orde bestaat niet alleen in de geest, logica is geen zaak van wetten van het denken. Dit zou niet stroken met wat in de werkelijkheid op basis van wiskundige berekeningen mogelijk is. Er is een rationele orde in de wereld buiten ons en logica en wiskunde zijn wetten van de werkelijkheid en de mens maakt deel uit van de kosmische orde. Een voorbeeld van Plato zelf maakt dit duidelijker. Een schilderij van een bed verhoudt zich min of meer tot een bed dat een meubelmaker gemaakt heeft, zoals een idee tot een stoffelijke werkelijkheid. Het geschilderde bed is uiteraard geen bed, het is volstrekt iets anders, namelijk een voorstelling. Toch is er een verwantschap met het echte bed. Zonder kan het geschilderde bed niet bestaan.
Maar waaraan danken Ideeën hun bestaan? Centraal staat de notie van het Ene, het hoogste of meest elementaire principe. Welnu, dat Ene is maat, maatstaf, regelmaat. Maat houdt verband met meten. Het hele ideeënrijk is mathematisch gestructureerd, het universum is wiskundig opgebouwd. Ideeën zijn manifestaties van de maat die inherent is aan de kosmos. Ze zijn maatgevend, een norm die aangeeft of iets goed is of met andere woorden het goede voor de mens is de juiste maat. Op het vlak van denken is het resultaat ware kennis; op het vlak van handelen is dat matigheid en geluk. In alle dingen is de juiste maat verscholen. Het is de kunst om die te vinden en vast te houden. Mensen zijn dus helemaal niet de maat van de dingen. Weten is het vinden van de juiste maat en dat is het goede, het is wat gepast is, wat juist is.
Voor zijn geloof in een persoonlijk hiernamaals beroept het christendom zich op Plato. De idee komt in zijn werk ook voor, maar Kinneging denkt niet dat Plato daar zelf in geloofde, want hij geloofde niet in de figuur van een almachige God.
Christendom
Wetenschap verzandt onvermijdelijk in relativisme en nihilisme, want voor haar bestaan alleen feiten en geen waarden. Maar er is ook kennis mogelijk via openbaring. De Europese traditie gaat uit van het objectieve bestaan van goed en kwaad. God is het Goede, maar er is ook kwaad in de wereld. Het christendom gelooft dat God uiteindelijk het kwade overwint, dat God daartoe de kracht en de macht heeft. Maar er moet ook een hemel en een hel zijn om te kunnen belonen en straffen in het hiernamaals, ook al mag je het goede dan toch weer niet doen omwille van het uitzicht op een beloning. Zonde is niet het overtreden van Gods gebod, maar de ambitie godgelijk te worden, zelf wetten te stellen. Dat is een erfzonde, waartegen de verlichting en de romantiek in opstand kwamen. En in de moderne tijd is dat besef niet meer aanwezig, er is geen maatstaf meer, men wil zoveel mogelijk begeerten bevredigen. De moderniteit heeft afscheid genomen van de zonde.
Liefde is naast de zonde het tweede christelijke basisbegrip. Het Goede is liefde of Agape. Dat begrip komt in de Griekse literatuur of filosofie niet voor. Het is schenkende liefde, die geeft van haar overvloed, zonder een tegenprestatie te verlangen. Denk aan moeder en kind, maar ook aan Christus aan het kruis. God is Agape of onbaatzuchtige liefde. De opdracht is God lief te hebben op onbaatzuchtige wijze. Dat is niet het volgen van algemene wetten of regels, maar een deugd. Deze gedachtegang is duidelijk weer geen Griekse erfenis, maar komt evenmin uit het Oude Testament.
De Christelijke theologie is ontwikkeld door Augustinus en Thomas van Aquino. Augustinus sluit zich aan bij Plato voor wie God het Ene, het Zijnde bij uitstek is. Het ligt aan gene zijde van de aardse stroom van tijd en ruimte. De spatio-temporele wereld is uit het niets geschapen. De mens is het hoogtepunt, het ware doel, de reden van de schepping, ontstaan uit pure, onbaatzuchtige liefde. De mens is geroepen om God te zoeken en te gehoorzamen, maar hij is in de verleiding om zichzelf als Maat te nemen. Augustinus pleit voor Amor Dei, liefde die via God passeert. Voor Thomas van Aquino is dan de wereld meer dan een verzameling amorele (waardeloze) feiten. Geloof betekent vertrouwen in iets waarvoor geen wetenschappelijk bewijs kan geleverd worden, geen zekere kennis bestaat. Het is vertrouwen dat de kosmos, aarde en mens goed geschapen zijn. De mens dreigt uit de orde te vallen omdat hij geneigd is zichzelf tot middelpunt te maken, maar via Christus is er een weg terug naar orde. Geloof staat tegenover het nihilisme waar de wetenschap naar leidt. God heeft zich het meest geopenbaard in Christus, die met zijn woorden en daden toont wat God is. Christus is in de wereld gekomen om de zonden weg te nemen. Hij is een leraar, magister.
Een maat voor niets
Deze samenvatting van zo’n 600 bladzijden geeft slechts een oppervlakkig beeld, maar ook mijn kritische bemerkingen vallen onvermijdelijk te schematisch uit. Het is een erudiet en goed geschreven boek. De auteur wenst een lezer die leest als een koe, langzaam en herkauwend. Het boek is het waard. Je moet dan wel een aantal uiterst conservatieve opvattingen, vooral over seksualiteit en de positie van de vrouw, erbij nemen. Je houdt ze in deze tijd niet meer voor mogelijk. Maar als je deze aan de kant laat, blijft een visie over die tot nadenken aanzet. Ik denk dat ze niet klopt, maar je wordt uitgedaagd om je ertegen af te zetten en je eigen denkbeelden op scherp te zetten. Dat maakt het tot een interessant boek.
De basisstelling is dat de verlichting en de romantiek objectieve waarden en normen hebben opgegeven. De verlichtingsmens is een varken, dat alleen maar zijn eigen begeerten wil bevredigen. De romantiek is daarvan geschrokken, maar vindt de Maat niet terug die de oude Europese traditie oriënteerde. Die traditie is eigenlijk het christendom, dat zijn wortels niet alleen in de bijbel, maar ook bij Plato en Aristoteles heeft. We moeten niet terug in de tijd, maar we moeten toch terug aansluiten bij de christelijke overtuiging van waarden en normen die mensen overstijgen.
De clustering van Kinneging klopt niet. Plato en Aristoteles zijn bij manier van spreken inderdaad door Augustinus en Thomas van Aquino ingehuurd om hun christelijk geloof filosofisch vorm te geven. Maar Plato en Aristoteles waren geen christelijke auteurs. Zij kenden het geloof in een persoonlijke onsterfelijkheid niet, zoals deze idee trouwens in het hele Griekse denken niet bestond. De Grieken kenden uiteraard doodsangsten, maar zij kwamen niet verder dan een schimmig en onpersoonlijk voortbestaan of zelfs een voortbestaan als een minuscuul stukje van de kosmos. Voor de Grieken was de wereld een harmonieus geheel en alles en iedereen moest daar zijn plaats in vinden en innemen. De maat bepaalde inderdaad de juiste plaats van ieder onderdeel, ook van de mensen. Maar die maat was geen morele, maar eerder een technische norm. Het is een voorbeeld van Aristoteles, maar hij had het bijvoorbeeld over de deugdzaamheid van een oog. Dat is een oog dat in een juiste balans functioneert tussen bijziendheid en verziendheid.
Deze opvatting verschilt eigenlijk veel minder dan Kinneging aanneemt met wat hij de grote revolutie van de verlichting noemt: er zijn alleen maar objectieve feiten en de wereld is wat hij is. Ook de Ideeënwereld van Plato en Aristoteles was een wereld zonder tussenkomst van mensen, een wereld buiten de leefwereld. Rudolf Boehm heeft aangetoond dat er een belangrijke verschuiving plaats vond tussen de oude Griekse dichters en filosofen en Plato en Aristoteles, maar dat gaat er dan over dat de vroegere schrijvers waarschuwden om vooral de dood niet te negeren, terwijl Aristoteles (en Plato) juist probeerde eraan te ontkomen. Hij moest echter meteen toegeven dat hij daarmee de dood niet echt overwon, maar slechts voor een tijdje en in zijn denken. Ik volg de Franse filosoof Luc Ferry die het belang hiervan ziet in de keuze van de Grieken voor een seculier of vrijzinnig antwoord op de vraag naar het goede leven. Plato en Aristoteles kozen hier minder resoluut voor, maar zij gaven toch nog geen religieus antwoord. In die zin sluiten verlichting en romantiek misschien meer aan bij de Grieken dan bij het Christendom.
Toch sluit de verlichting op een fundamenteel punt wel bij het Christendom aan. Je leest er niets over bij Kinneging, maar wel bij Ferry. Het Christendom vond dat de mensen vrij zijn en Ferry verwijst hiervoor naar de bekende parabel van de talenten. De Grieken hadden een zeer hiërarchisch wereld- en mensbeeld en je plaats werd bepaald door je geboorte, door de natuur. In de parabel wordt duidelijk gemaakt dat het niet gaat om de talenten waarmee je geboren wordt, maar om wat je ermee doet. Het verhaal is gecompliceerder dan dat, maar belangrijk hier is te zien hoe op die manier vrijheid en verantwoordelijkheid toegekend worden. Kinneging verwijt de verlichting te veel aandacht voor vrijheid, maar eigenlijk bouwt die verlichting voort op een christelijke idee. Alleen vertaalt zij die in een seculiere context, waardoor de vrijheid én de verantwoordelijkheid alleen maar groter worden. Normen en waarden vind je niet in een objectieve wereld, maar in de menselijke leefwereld. Daarbuiten vinden mensen hoogstens normen voor goed of slecht functioneren van mechanische processen. Eigenlijk is de belangrijkste verdienste van de romantiek dat ze doorhad of aanvoelde dat objectieve wetenschap onttovert, ontdoet van alle waarde. Want het klopt natuurlijk wel dat de wetenschap vanaf de 17e/18e eeuw een opmars begon die de leefwereld steeds meer op de achtergrond drong.
Kinneging stelt vast dat de oude Europese traditie op sterven na dood is en doet een poging haar te reanimeren. De vraag is of zijn medicijn afdoende is. Hij wil objectieve normen en waarden, maar verliest juist daardoor de leefwereld, de menselijke wereld. Normen en waarden hebben te maken met een menselijke wereld, een wereld waar vrijheid en verantwoordelijkheid bepalend zijn. Zijn probleem is natuurlijk dat hij de seculiere consequentie niet aanvaardt. Hij wil niet aan ideologie doen, maar zijn mens- en wereldbeeld voortdurend toetsen aan de werkelijkheid. Hij wil aan wetenschap doen, maar uiteindelijk verloopt voor hem de toegang tot objectieve waarden en normen via openbaring. Die heeft te maken met vertrouwen in het gezag van iemand anders. De verlichting, zo schreef Kant het toch, is echter emancipatie uit onmondigheid. Maar hij schreef ook dat het toch zo comfortabel is om onmondig te zijn.
Eigenlijk bevindt Kinneging zich op die manier in de situatie die hij net had willen vermijden. Hij verliest het dagelijkse leven, maar ook de normen en waarden die hij had willen objectiveren. En hij heeft niet gemerkt dat dit christendom juist de voorzet geeft voor een vrijheidsopvatting, die door het humanisme en de verlichting op een seculiere manier zijn overgenomen. Enkel door die breuk kom je echt in een wereld waar goedheid, schoonheid en waarheid een betekenis hebben, ook al is dat geen objectieve wereld. De prijs is wel dat je, zoals de Grieken, kunt leven met sterfelijkheid. Het christendom lukt dat niet, het streeft godgelijkheid na en overheersing van de wereld. Ook die ambitie heeft de verlichting van het christendom overgenomen en dat leverde nogal wat catastrofes op.
Kinneging heeft een boeiend boek geschreven, maar hij durft niet door te denken. Hij wil een archeoloog zijn die een schat opgraaft en dat is de Maat. Ik vrees dat dit een maat voor niets is. Met drie belangrijke stukken in zijn site doet hij niets: de Grieken kenden geen persoonlijke god, de christenen kennen de notie vrijheid, maar ook liefde. Bij Ferry kun je ontdekken hoe dat laatste begrip de verlichting echt kan doen evolueren. Maar hier zou dat te ver leiden.